zijn
Ik ben
jij bent
Hij is
Zij is
Het is
Wij zijn
Jullie zijn / U bent
Zij zijn
Willen
Ik wil
Jij wilt
hij wil
zij wil
het wil
wij willen
jullie willen / U wilt
zij willen
Hebben
Ik heb
Jij hebt
Hij heeft
Zij heeft
Het heeft
Wij hebben
Jullie hebben / U heeft
Zij hebben
Lopen
Ik loop
Jij loopt
Hij loopt
Zij loopt
Het loopt
Wij lopen
Jullie lopen / U loopt
Zij lopen
Gaan
Ik ga
Jij gaat
Hij gaat
Zij gaat
Het gaat
Wij gaan
Jullie gaan / U gaat
Zij gaan